OPBOUWEN, AFBOUWEN

We sporten allebei. Ik loop hard, buiten. En ik bouw op, want ik wil die halve marathon lopen. Afgelopen week heb ik mijn trainingschema op de keukendeur gehangen. Een mooi schema is het, met elke week een langere run en kortere, snellere loopjes. Zo kom je uiteindelijk verder dan je dacht te kunnen. Denk ik.

Rommy traint op toestellen, binnen. Ze bouwt óók op, want het is de bedoeling dat haar spieren wat sterker worden. Dat moet, want in haar botten is het hommeles. Door de uitzaaiingen gaan er van binnen dingen stuk, en wordt het steeds een beetje moeilijker om (lang) rechtop te zitten, te staan en te lopen. Spieren kunnen helpen om wat beter overeind te blijven, zo lang mogelijk. Hopen we. 

Als ik thuis kom van hardlopen, voel ik me eigenlijk altijd goed. Wind in de neus gehad, lekker doorbloed, energie gekregen door de inspanning. Ha, denk ik dan, de volgende keer kan er weer een schepje bovenop. Opbouwen. De eerste keer dat Rommy thuis kwam van het trainen - ze doet dat bij de oncologische fysiotherapeut- voelde ze zich niet goed. Beroerd, wiebelig, helemaal 'af' door de inspanning. De keer daarna moest er dus een schepje af. En de keer dáárna nog een schepje. Haar 'opbouwen' begint dus met afbouwen: minder schepjes, minder verwachtingen. 

Kijken wat je allemaal nog méér kan of kijken wat je nog kan. Gezond zijn of ziek. Opbouwen of afbouwen. Soms voel je de verschillen extra hard. 

Laatst zwaaide ik Rommy uit toen ze weer naar naar de sportschool ging. Het weer was grijs en nat, ze liep voorzichtig naar de auto. Op de fiets gaan was iets teveel die dag. Ik trok mijn hardloopschoenen aan en ging rennen. We sporten allebei. 

Reacties

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

PALLIALIEF