HERSTELRECHT
‘Kom maar gauw liefje, het is niet goed’. Ze klinkt ontdaan. Het is woensdag, begin oktober. Ik had haar gebeld om te vragen of ik nog iets voor haar mee kon nemen, ik zou zo op de fiets stappen naar het ziekenhuis. Daar ligt ze sinds een paar dagen, verzwakt en uitgeput. Er is een scan gedaan, eerder dan gepland.
‘Ik heb net de uitslag al gehoord’, zegt ze.
‘Hè?’, zeg ik. We zouden die uitslag vrijdag pas krijgen, van de oncoloog.
‘De zaalarts zei dat er uitzaaiingen zitten in de lever. En in het buikvlies, waar het al fout zat, gaat het ook steeds verder mis’.
De zaalarts dus. Een joviale veertiger die even daarvoor haar kamer was binnengelopen, vertelt ze. ‘De uitslagen zijn er al hoor, wilt u ze horen?’, had hij gevraagd. Mijn lief was erdoor overvallen, maar zijn luchtige toon maakte dat ze had geantwoord dat ze dat wel wilde. Hij klonk alsof hij goed nieuws in petto had.
‘En nu dan?’, stamelde ze, na het verhaal dat bepaald geen goed nieuws was gebleken.
‘Dat weet ik ook niet, dat is echt een vraag voor de oncoloog, vrijdag’, antwoordde hij. Toen was hij de kamer weer uitgelopen, zegt mijn lief. Ze bleef achter, alleen, op de zachtjes snurkende mevrouw in het andere bed na.
Hoe dit verder ging? Ik ben, beduusd en ontredderd, naar het ziekenhuis gefietst. We hebben elkaar vastgepakt, en later ben ik naast haar in het bed gekropen. We hebben een hele poos gepraat, koortsachtig bijna, over wat dit alles wel of niet betekende en of het niet ook zus of zo zat misschien, en hoe we de tijd tot aan het gesprek met de oncoloog door moesten komen. Els, de verpleegkundige die mijn lief na het gesprek met de zaalarts in tranen had aangetroffen, had hem ferm aangesproken op zijn actie. Ietwat verbaasd kwam hij nog even terug. ‘U was nogal geschrokken begreep ik?’.
Naarmate de uren vergleden, die woensdagmiddag in oktober, werden we steeds stiller. Ik bleef zolang het kon en fietste ruim na het eind van het bezoekuur naar huis, nog altijd beduusd en ontredderd.
Veel later op de avond werd ik gebeld door Ank, de verpleegkundige van de nachtdienst. Ze vertelde dat mijn liefste erg misselijk was geworden en bang was. Ze hadden haar verplaatst naar een rustige kamer. Of ik misschien bij haar wilde slapen? Ik bleef uiteindelijk twee nachten in het ziekenhuis, in een koppelbed naast het hare.
Als coach werk ik weleens met het principe van het ‘herstelrecht’: een manier om de gevolgen van schadelijk gedrag te repareren. Iemand die iets stoms, lulligs, of ronduit fouts heeft gedaan krijgt geen ‘straf’, maar de kans om verantwoordelijkheid te nemen. Ik vind het een gouden tip voor de zaalarts. En ik gun hem een stage bij Els en Ank.
Uiteindelijk werd het vrijdag, ook in die week in oktober. De oncoloog was warm en betrokken, ze nam alle tijd. Dat maakte iets goed, ook al werd haar boodschap er niet minder slecht van. Herstelrecht. Het betekent helaas niet dat je altijd beter wordt.
Reacties
Een reactie posten